Boekbespreking Dylan van Rijnsbergen, ‘De net niet elite (2024), door Léon Boer

Door Léon Boer op 24 april 2024

It’s the 1% stupid!

In 1992 werd Bill Clinton president door te winnen van George Bush senior. Hij voerde een uiterst succesvolle campagne onder meer via het motto: it’s the economy, stupid (vrij vertaald: het gaat om de economie, domoor). Dit motto is binnen en buiten de Amerikaanse politiek befaamd geworden. Ik moest eraan denken toen ik Dylan van Rijnsbergen, ‘De net niet elite, hoogopgeleiden tussen macht en meritocratie’ (2024) las. De centrale stelling in het boek is namelijk dat over het hoofd wordt gezien dat slechts 1% van de Nederlanders 75% van het vermogen (zoals het hebben van aandelen en/of onroerend goed) bezit. Dit is volstrekt onderbelicht. En moet ons – dat wil zeggen 99% van de overige Nederlanders- ervan overtuigen dat we in hetzelfde schuitje zitten. Die boodschap onderbouwt Van Rijnsbergen met verve en is overtuigend.

Tegenaan schurken

Veel hoogopgeleiden in Nederland wanen zich echter dat ze tot de elite behoren, aldus Van Rijnsbergen. En ze schurken dan ook maar wat graag tegen de 1% aan. ’Een belangrijke les die ze opdoen, is dat ze de wereld via kennis kunnen verbeteren. Ze zien zichzelf als vakbekwaam, intelligent, redelijk en dienstbaar, en dat zijn tevens de kwaliteiten die ze van elkaar verwachten.’ En ’Dit soort kantoorprofessionals heeft zich doorgaans niet in een groep verenigd om hun positie te verbeteren. Ze kiezen eerder voor de weg van de voorzichtige beïnvloeding van de baas, dan voor de collectieve aanpak, zoals bijvoorbeeld een staking. Uiteindelijk zijn het eenlingen die bevreesd zijn voor het verliezen van hun individuele carrière en welvaart.’

Valangst en vangnet

Van Rijnsbergen betoogt in de rest van het boek dat de kenniswerkers afhankelijk zijn van kennis en niet terug kunnen vallen op veel vermogen. En dat er onderliggend sprake is van een voortdurende vrees voor een bepaalde sociale valangst. Die soms om kan slaan in wrok. Juist daar zou een grote overeenkomst moeten zitten met de praktisch opgeleiden en niet met de 1% die terug kan vallen op een royaal vermogen. Zowel bij de hoofd- als bij de handwerkers is er in die zin een belang bij een uitgebreide verzorgingsstaat, een goed sociaal vangnet.

En GL-PvdA dan…?

Het opvallende is dat Van Rijnsbergen in het verkondigen van zijn boodschap wel een rol voor ‘de linkse partijen’. Hij gaat echter nergens specifiek in op de (aanstaande) fusie van GroenLinks en de PvdA. Dat is eigenlijk een gemis omdat juist hier, meer dan bij de SP, Partij voor de Dieren of Denk, zijn pleidooi de kern is van de inhoud van een beoogde fusiepartij. Juist GL-PvdA moet, wil het meer zijn dan een strategische alliantie op links, de belichaming zijn van de verenigde hoofd- en handwerkers tegen de ‘neo-kapitalisten’, de 1% uiterst vermogenden. Waar Van Rijnsbergen nog onvoldoende antwoord op geeft is: waarom zouden de hoofdwerkers hun ‘individuele strategie’ opgeven ten gunste van een collectieve aanpak? Zeker omdat hij eerder aangeeft dat de kenniswerkers van ‘het individuele‘ doortrokken zijn. Blijft ook Van Rijnsbergen uiteindelijk niet te veel de (individuele) stuurman aan wal die blijkbaar niet aan boord springt om het schip ‘verenigd links’ in een goede richting te duwen?

Léon Boer